Kaylee is de eerste leerling waarvoor het voor mij echt reuze spannend blijft wat ze straks gaat doen met haar eindexamen. Ze is zeer wisselend. Ze haalt soms achten, dan ineens weer een vier. En het lukt me maar niet om er echt achter te komen waar het fout gaat. Ze lijkt de teksten goed te begrijpen. Vandaag is ze er nog voor de laatste keer. Dinsdag examen en ze vindt het zelf ook eng door haar wisselende cijfers.
Ik focus als laatste redmiddel op de vragen zelf. En daar lijkt toch echt wat te zitten. Vooral in haar woordenschat komt ze kennis tekort. Als ik haar vraag wat een ‘voorwaarde’ is komt het bekende ‘ik weet het wel, maar kan het niet uitleggen’. Inmiddels weet ik dat ik daar geen genoegen meer mee moet nemen. Als leerlingen die zin uitspreken, weten ze vaak toch niet echt goed de betekenis.
Gaandeweg lukt het haar beter zelf te formuleren waar de vraag nu over gaat. En krijgt ze meer grip op abstracte woorden als ‘voorwaarden’, ‘gevolgen’, ‘nuancering’, ‘typering’, ‘impliciet’. En het sterkt mij weer om volgend jaar heel veel aandacht aan woordenschat te besteden.
Ik geef Kaylee de tip met de moeilijke woorden uit de examenbundel aan de slag te gaan. ‘Zet een – bij woorden die je niet kunt uitleggen’ en een + bij woorden waarbij je dat wel kan. Check de ‘+woorden’ en zoek de ‘-woorden’ op in je woordenboek. Snap je de omschrijving in je woordenboek, dan weet je dat je tijdens je CSE je woordenboek kunt raadplegen. Stop tijd en moeite in die paar woorden die je nog niet snapt na uitleg van het woordenboek.’
Posted under CSE, woordenschat
This post was written by sonjanederlands on mei 8, 2014